“Hebt gij den waren Jacob nog niet gevonden? Breekt u daar niet langer het moede hoofd over. En komt naar het centrum van Gent. Daar neem ik u mede voor een wandelink langst de schoonste plekken van de stad die naar mijn genoemd is.”
“In den tijd deelde ik daar de lakens uit – ik was niet voor niets lakenhandelaar. En ik maakte ook al eens een promenade door de straten. ’t Was er nog niet zo schoon als nu, maar ge kon met uw paardenkar nog door de stad sjeezen om uw commissies te doen. Da’s tegenwoordig wat anders met die lage-commissiezone, of hoe ze dat ook noemen.”
“Maar ja, ’t is de modernen tijd en ik moet met de evolutie meegaan. Ik zal derhalve niet zelf bij de Arteveldewandeling zijn, want ik moet naar Engeland – er is daar de laatste jaren iets aan de hand met den handel naar de Europese contreien.”
“Ge moet dus naar de Artevelde microbrouwerij op de Botermarkt komen. Daar zullen ze laten zien hoe ge de stadswandeling op uwen télefoeng krijgt, da’s zo’n dink om in te klappe.”